Waterschapsbelasting verandert in 2026: kostenverdeling ligt ter inzage

  • geplaatst op 16 juli 2025 om 11:56

Op 1 januari 2026 verandert de Waterschapswet. Deze wetswijziging heeft invloed op de manier waarop we de kosten van ons werk verdelen over verschillende groepen belastingbetalers. Dit leggen we vast in een nieuwe kostentoedelingsverordening. Het ontwerp hiervoor ligt tot 4 augustus ter inzage. Op 7 oktober beslist ons algemeen bestuur erover.

Veranderingen

De grootste veranderingen vinden plaats in de watersysteemheffing. Het geld dat we hiermee ophalen, gebruiken we om te zorgen voor schoon en voldoende water en voor het onderhoud van dijken. Deze heffing is nu vooral gebaseerd op de waarde van gebouwen en grond. Met de nieuwe verdeling betalen belanghebbenden op basis van de voordelen die zij daadwerkelijk genieten van waterschapsvoorzieningen. Dit wordt bepaald volgens een rekenkundige verdeling van de kosten over de verschillende categorieën (er vinden geen lastenverschuivingen plaats).

Vier categorieën belastingbetalers

Het gaat bij de kostenverdeling om de kosten die het waterschap jaarlijks maakt voor het watersysteembeheer. Deze kosten worden betaald door vier categorieën belastingbetalers:

  • Ingezetenen (inwoners, gebruikers woonruimte)
  • Eigenaren van gebouwde onroerende zaken (woningen en bedrijven)
  • Eigenaren van ongebouwde onroerende zaken (o.a. landbouwgrond)
  • Eigenaren van natuurterreinen (natuurgebieden)

Percentages per categorie

Hoeveel elke categorie aan de kosten voor het watersysteembeheer moet bijdragen, is vastgelegd in de verordening. Deze verdeling leidt in de ontwerpverordening tot de volgende percentages per categorie:

  • 24,0 % voor ingezetenen
  • 52,7 % voor eigenaren van gebouwde onroerende zaken
  • 22,9 % voor eigenaren van ongebouwde onroerende zaken
  • 0,4 % voor eigenaren van natuurterreinen

Bekijk de documenten

Onze ontwerp-Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing ligt ter inzage. Op de website zijn drie documenten in te zien: de verordening, een memo (van 3 juni) waarin de context is beschreven en het conceptvoorstel dat op 7 oktober wordt besproken door het algemeen bestuur. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen tot en met 4 augustus een zienswijze indienen.